We leven toch in een rechtsstaat? We hebben toch een grondwet? De grondwet van een land, en met name de daarin vastgelegde grondrechten van de burgers, zijn inderdaad de basis van de rechtstaat. Hoe zit het in Nederland? Hoeveel rechten geeft de staat daadwerkelijk aan haar burgers? Hiertoe dient men hoofdstuk 1 van de grondwet te lezen. Dan wordt duidelijk in hoeverre de grondwet de burgers beschermt tegenover de staat. Ik behandel vandaag de eerste 5 artikelen. De rest volgt in een wekelijkse serie op de donderdag, Medio december is het laatste artikel in deze reeks.
Artikel 1: Allen die zich in Nederland bevinden, worden in gelijke gevallen gelijk behandeld. Discriminatie wegens godsdienst, levensovertuiging, politieke gezindheid, ras, geslacht of op welke grond dan ook, is niet toegestaan.
Dit artikel is onrechtvaardig voor de handelingen van burgers omdat het ingaat tegen het recht op vrije associatie. En het wordt genegeerd door de staat door al haar special interest wetgeving.
Allereerst een korte toelichting mbt de vrije associatie. Een burger heeft het recht met eenieder om te gaan met wie hij wenst. Dit betekent ook dat iedere burger mensen mag buiten sluiten. Je zou het recht moeten hebben te zeggen, sorry beste neger, ik houd niet van zwarten, en dat is de reden dat ik je vraag om uit mijn huis, tuin of winkel te vertrekken. Een jood die alleen aan joden wil verkopen zou prima zijn, net als de islamitische winkelier die kledingvoorschriften stelt voor vrouwelijke klanten. Een discotheek eigenaar dient de mogelijkheid te hebben een bepaalde klantenkring op te bouwen, bijvoorbeeld dansende hindoes of wellicht wat minder elegant bewegende blanke boeren. De staat daarentegen dient absoluut af te zien van iedere vorm van bevoordeling. Bevoordelen ze een groep dan benadelen ze de rest. Beide zijn fout omdat de staat boven de partijen hoort te staan. Als men zwemmen voor islamitische vrouwen subsidieert dan is dit zoals ik het zie een vorm van niet te tolereren discriminatie. En zo is iedere vorm van special interest wetgeving, en dus de meerderheid van wetten die immers herverdelingseffecten dan wel bevoordeling van bepaalde doelen beogen, abject. Het eerste artikel van de grondwet is dus al een wassen neus gebleken voor de staat zelf en is een onrechtvaardige inmenging in de rechten van de burger.
Atikel 2: De wet regelt wie Nederlander is. De wet regelt de toelating en de uitzetting van vreemdelingen. Uitlevering kan slechts geschieden krachtens verdrag. Verdere voorschriften omtrent uitlevering worden bij de wet gegeven. Ieder heeft het recht het land te verlaten, behoudens in de gevallen, bij de wet bepaald.
Artikel 2 staat de overheid toe iedere ingezetene uit te leveren, als er maar een verdrag is. Dus stel dat we met een dictatuur een verdrag hebben dan zou een burger volgens de grondwet kunnen worden uitgeleverd aan een land waar geen eerlijke kans is op een proces of waar de doodstraf geldt of waar men martelt. De grondwet zou juist de grondrechten van de burger dienen aan te geven en dit artikel is niet geschreven vanuit de rechten van de burger maar vanuit de rechten van de staat. Als de rechten van de burger hier centraal stonden, wat je zou verwachten in de sectie grondrechten van de grondwet, zou dit anders geformuleerd zijn. Ingezetenen zouden in principe niet mogen worden uitgeleverd tenzij de gerechtelijke macht in het bestemmings land onafhankelijk is, er geen sprake is van de doodstraf. Indien de gevangenissen van westers niveau zijn, indien er geen vermoedens zijn van martelingen, etcetera. Niets van dit alles, de burger wordt hier niet beschermd. De verdere voorschriften waarnaar verwezen wordt horen juist in de grondwet thuis en niet elders.
Daarnaast stelt artikel 2 dat we in principe gevangen zitten in Nederland. We hebben geen grondwettelijk recht het land te verlaten. De clausule “behalve in gevallen bij de wet bepaald” hoort nooit thuis in de grondwet. De grondwet hoort een stel basisrechten te benoemen waar juist geen beperkingen op mogelijk zijn door andere wetten. Als gesteld wordt dat je een grondwettelijk recht hebt op perenijs, behalve in gevallen door de wet bepaald, dan heb je geen enkel grondwettelijk recht op perenijs. Het beschermt de burger niet tegen verdergaande beperkende regelgeving van de overheid. Het doel van grondrechten in de grondwet is juist dat men de burger onvervreemdbare rechten geeft. Door de uitzonderingsclausule “behalve in gevallen bij de wet bepaald” heb je geen enkel grondrechtelijke aanspraak op het recht het land te verlaten. Het is door de uitzonderingsclausule een voorwaardelijke gunst totdat de wetgever anders beschikt in een gewone wet waar slechts een normale meerderheid van stemmen voor nodig is.
Artikel 3. Alle Nederlanders zijn op gelijke voet in openbare dienst benoembaar.
Dit is de theorie. De praktijk is anders. De politieke elite zorgt ervoor middels beroepingscommissies dat de betere baantjes binnen het netwerk verdeeld worden. De politieke correctheid geeft voor de rest van de functies de voorkeur aan minderheden en vrouwen. Er was een tijd dat autochtone mannen maar weinig kans hadden op een baan bij de overheid.
Net als de voorgaande artikelen is dit een artikel dat geen rechten geeft of door de staat zelf genegeerd wordt. We zijn dus al drie artikelen ver maar hebben als burger eigenlijk nog geen rechten. Sterker nog, artikel 1 perkt onze rechten in!
Artikel 4. Iedere Nederlander heeft gelijkelijk recht de leden van algemeen vertegenwoordigende organen te verkiezen alsmede tot lid van deze organen te worden verkozen, behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen.
Tsja, als je claimt een democratie te zijn kan je niet anders dan dit artikel in je grondwet op te nemen. Edoch. Ook hier geldt de clausule: “behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen”. De grondrechten sectie van de grondwet die onvervreemdbare rechten dient weer te geven holt ook hier zichzelf uit tot een nietszeggend document.
Artikel 5. Ieder heeft het recht verzoeken schriftelijk bij het bevoegd gezag in te dienen.
Weer zo’n wassen neus. Stel je eens voor dat ze dit zouden verbieden. Dat je niet eens een verzoekschrift mag indienen. Er staat in de grondwet helemaal geen verplichting dat de staat ook een antwoord geeft of het verzoekschrift behandeld. Dat staat deels in andere wetten. Maar hoort thuis in de grondwet. Dit artikel in de grondwet geeft geen ander grondwettelijk recht dan dat je een klachtenbrief of verzoekschrift aan de overheid in de brievenbus mag deponeren. Je zou wel in een heel erge dictatuur leven als zelfs dit niet mocht. Dit is waarschijnlijk dan ook de reden dat de wetgever dit artikel niet heeft voorzien van de clausule “behoudens bij de wet gestelde beperkingen en uitzonderingen”. Het gaat immers nergens over.
Wel, zo zal ik doorgaan tot en met artikel 23. Bij het schrijven werd ik soms bijna onpasselijk van walging. Met de behandeling van de eerste 5 artikelen heb ik volgens mij al aannemelijk gemaakt dat een rol WC papier waarschijnlijk meer nut heeft voor de burger dan hoofdstuk 1 van de grondwet. Natuurlijk kan de kritische lezer opmerken dat een grondwet niets meer is dan een stukje papier dat kan worden vervangen door een ander stukje papier. En dat de overheid zich er zelf niet aan hoeft te houden, zie met name de discussies op libertarische fora en Tea Party fora over de grondwet in de Verenigde Staten. Het feit echter dat een volk een grondwet slikt die zo’n beperkte bescherming aan de burger garandeert als de Nederlandse is echter een teken aan de wand. Zelfs bij de grondrechten eigent de staat zich carte blanche toe. De fictie dat we als inwoner in dit land grondrechten hebben wil ik met deze serie artikelen onderuit halen. In de hoop dat er enkele oogjes wat verder open gaan. Het was voor mij in ieder geval een leerzaam proces, ik had niet gedacht dat het zo erg zou zijn.